Opties bij stamrecht uitkeren uit de BV
Mogelijkheid 1
Voordat de verplichte ingangsdatum van 65 of AOW-leeftijd is bereikt, zijn stamrechtuitkeringen optioneel; het mag wel, maar het hoeft niet.
Mogelijkheid 2
Uw BV moet aan u verplicht het stamrecht gaan uitkeren in het kalenderjaar dat u de leeftijd van 65 jaar of de AOW-leeftijd bereikt. De wat oudere stamrechtovereenkomsten gaan uit van 65 jaar, maar sinds 2012 mag dat ook de AOW-leeftijd zijn. Een stamrechtovereenkomst die uitgaat van 65 jaar kan met een aanvullende stamrechtovereenkomst worden omgezet in een ingangsdatum van AOW-leeftijd.
Wijziging in de winstberekening van de BV wegens uitspraak Hoge Raad voor Stamrecht BV’s die uitkeren
In de jaarrekening van uw BV moet de stamrechtverplichting worden opgenomen. De waarde daarvan moet worden gesteld op de totale waarde van de uitkeringen die u tegoed heeft van uw BV. Deze waarde is afhankelijk van de rente waarmee wordt gerekend (zie voorbeeld hierna).
Op grond van jurisprudentie (Hof Den Haag 16 juni 2015, nr. BK-014/00848) kon er gerekend worden met een commerciële rekenrente, nu ongeveer 1%. Deze hofuitspraak is nu echter teruggedraaid in een arrest (uitspraak) van de Hoge Raad van 14 oktober 2016 (Derde Kamer nr. 15/03451). De Hoge Raad heeft geoordeeld dat, wanneer de BV uitkeert, de BV een rente van 4% moet hanteren voor de balanswaardering, zoals wettelijk ook voor pensioenen geldt.
Het gevolg van deze uitspraak van de Hoge Raad is dat de stamrechtverplichting gedeeltelijk zal vrijvallen. Dit levert voor de BV een schijnwinst op. In het onderstaande voorbeeld maakt de BV op 1 januari 2022 een schijnwinst van € 18.005 (€ 100.000 – € 81.995). Hierover zou de BV 15% vennootschapsbelasting verschuldigd zijn, tenzij de BV nog te verrekenen verliezen heeft.
Voorbeeld
We gaan uit van een man van 65 jaar, die vanaf 1 januari 2016 een uitkering uit de BV moet gaan krijgen. De opgebouwde stamrechtverplichting bedraagt op dat moment € 100.000. De man kiest ervoor om deze stamrechtverplichting verdeeld over 15 jaar uit te betalen aan privé. In dit voorbeeld wordt geen rekening gehouden met een overgang van de uitkeringen op de partner bij eerder overlijden van de man.
Bij het bepalen van de hoogte van de uitkering, behorende bij een looptijd van 15 jaar, moet de commerciële rekenrente gebruikt worden. Deze bedroeg per 1 januari 2016 ongeveer 1%. Uit de actuariële berekening blijkt dat de man, uitgaande van een rekenrente van 1% en een stamrechtverplichting van € 100.000, 15 jaar lang een uitkering kan krijgen van € 7.861.
Indien gerekend wordt met de fiscale rekenrente van 4%, heeft de BV voor dezelfde uitkeringen (15 jaar lang € 7.861) maar een kapitaal nodig van € 81.995. Nu gerekend wordt met een hoger rendement, heeft de BV minder kapitaal nodig om dezelfde uitkeringen te kunnen doen.
Bij het bepalen van de hoogte en duur van de uitkeringen moet dus gerekend worden met de stamrechtverplichting van € 100.000,- en de commerciële rekenrente van 1%. Vervolgens moet de stamrechtverplichting op de balans van de BV gewaardeerd worden op basis van de fiscale rekenrente van 4%, waardoor deze uitkomt op € 81.995,-. Het verschil van € 18.005,- valt in het jaar dat de uitkeringen opgestart zijn vrij in de winst van de BV. Deze winst is belast tegen 15% vennootschapsbelasting.
Wilt u hierover advies? Bel of mail ons! De kosten voor een adviesgesprek bedragen € 120, – ex BTW voor de BV. Voor het opzetten en uitwerken van het uitkeringsschema kunnen wij in de meeste situaties de advieskosten voor de BV beperken tot € 350,- ex BTW.
Heeft u vragen over dit onderwerp, dan kunt u zich wenden tot Mr Paul Nielen (p.nielen@stamrechtbv.com) of Ton Vosters (ton@stamrechtbv.com) van ons kantoor.